21ste eeuwse vaardigheden

De vaardigheden zijn wat verder uitgewerkt op deze pagina.

Bron: SLO - curriculum van de toekomst)


Creatief Denken   

Creatief denken en handelen is het vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare ideeën voor bestaande vraagstukken te vinden. Hierbij horen:

  • het kennen en hanteren van creatieve technieken;
  • het denken buiten gebaande paden;
  • nieuwe samenhangen kunnen zien;
  • het durven nemen van (verantwoorde) risico’s;
  • fouten kunnen zien als leermogelijkheden;
  • en een ondernemende en onderzoekende houding.

Naast het vernieuwende aspect moet ook aandacht zijn voor toepasbaarheid en bruikbaarheid in een specifieke context. Creatief vermogen wordt het sterkst ontwikkeld in een rijke leeromgeving waarin kinderen gestimuleerd worden om zelf oplossingen te bedenken

Communiceren  

Communiceren is een fundamentele vaardigheid, mensen kunnen niet níet communiceren. Bewust en onbewust versturen en ontvangen zij boodschappen en creëren zo gedeelde betekenis (Redeker, 1999).
Bij communicatie draait het naast de inhoud van de boodschap ook altijd om de relatie tussen de deelnemers. Deelnemers aan communicatie hebben individuele en sociale doelen en de communicatie is geslaagd als deze doelen worden bereikt. Communicatie vindt plaats in veel verschillende contexten (situaties, communicatiepartners) en elke context stelt specifieke eisen aan de vorm die gekozen wordt. Omgekeerd is de context ook van invloed op de betekenis van uitingen.

Om succesvol, effectief en efficiënt te communiceren moeten de deelnemers:

  • doelgericht boodschappen kunnen overbrengen en begrijpen
  • adequaat kunnen omgaan met verschillende communicatieve situaties en communicatiepartners
  • passende communicatiemiddelen kunnen hanteren
  • effectief gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van ICT en technologie.

Digitale Geletterdheid

Digitale geletterdheid is het geheel van ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, informatievaardigheden en computational thinking. Deze 4 vaardigheden worden hieronder verder uitgewerkt.    

ICT-basisvaardigheden   

ICT-basisvaardigheden zijn de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van computers en netwerken te begrijpen, om te kunnen omgaan met verschillende soorten technologieën en om de bediening, de mogelijkheden en de beperkingen van technologie te begrijpen. Het begrip computer wordt hier breed gebruikt, niet alleen als personal computer, desktop of tablet, maar elke technologie waarin een microprocessor is gebruikt die op basis van ingevoerde gegevens volgens een programma een aantal logische handelingen verricht met als uitvoer bepaalde algoritmes en tijdelijke opslag van gegevens.

Informatievaardigheden    

Informatievaardigheden omvat het scherp kunnen formuleren en analyseren van informatie uit bronnen, het op basis hiervan kritisch en systematisch zoeken, selecteren, verwerken, gebruiken en verwijzen van relevante informatie en deze op bruikbaarheid en betrouwbaarheid beoordelen en evalueren. In de context van 21e-eeuwse vaardigheden gaat het hierbij vaak om digitale bronnen.

Mediawijsheid     

De term ‘mediawijsheid’ werd in 2005 geïntroduceerd in het advies van de Raad voor Cultuur Mediawijsheid: de ontwikkeling van nieuw burgerschap. In het advies benadrukt de Raad hoe groot de impact van media op ons bestaan is: “Weinig blijft onberoerd door het effect van media; media worden steeds meer context, inhoud en bemiddelaars van informatie, kennis en ervaring.” […] Van elementen in een omgeving zijn media de omgeving zelf geworden.” In deze gemedialiseerde samenleving hebben burgers nieuwe competenties nodig om optimaal te kunnen functioneren, produceren en participeren. De Raad vat deze competenties samen in het begrip mediawijsheid, dat gedefinieerd wordt als “het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld”.

Computational Thinking   

Computational thinking is het procesmatig (her)formuleren van problemen op een zodanige manier dat het mogelijk wordt om met computertechnologie het probleem op te lossen. Het gaat daarbij om een verzameling van denkprocessen waarbij probleemformulering, gegevensorganisatie, -analyse en -representatie worden gebruikt voor het oplossen van problemen met behulp van ICT-technieken en -gereedschappen.

Kritisch denken  

Bij kritisch denken gaat het om het vermogen om zelfstandig te komen tot weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen. Hiervoor zijn denkvaardigheden noodzakelijk, maar ook houdingsaspecten, reflectie en zelfregulerend vermogen spelen een essentiële rol. Denkvaardigheden zijn nodig om informatie te doorzien en op waarde te schatten, onjuistheden te signaleren en om een visie of mening tegen het licht te houden. Op basis daarvan kan beargumenteerd een eigen oordeel of standpunt bepaald worden of een beslissing worden genomen. Denkvaardigheden zijn hier onlosmakelijk verbonden met een kritische houding, waarbij het gaat om het verlangen om goed geïnformeerd te zijn, de neiging om redenen en oorzaken te zoeken, ruimdenkendheid, respect voor standpunten van anderen en de bereidheid om die standpunten mee te wegen. Kritisch denken is een bewuste activiteit waarbij ook reflectie en zelfregulerend vermogen van belang zijn: een kritisch denker onderzoekt het eigen denkproces en stelt zo nodig zijn beslissing, opvatting of handeling bij.

Probleem oplossend denken    

Probleemoplossend denken en handelen is het vermogen om een probleem te (h)erkennen en tot een plan te komen om het probleem op te lossen. Meer specifiek gaat het daarbij om:

  • problemen signaleren, analyseren en definiëren;
  • strategieën kennen en hanteren om met onbekende problemen om te gaan;
  • oplossingsstrategieën genereren, analyseren en selecteren;
  • patronen en modellen creëren en beargumenteerde beslissingen nemen.

Daarbij is het proces dat leidt tot het oplossen van het probleem belangrijker dan het vinden van de oplossing zelf, moet het probleem gedefinieerd zijn in een specifieke context en moet er gebruik worden gemaakt van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden om tot een oplossing te komen.

Samenwerken    

Samenwerken hoort tot de belangrijke vaardigheden van de 21e eeuw. In het basisonderwijs beginnen leerlingen al met samenwerken en in het voortgezet onderwijs ontwikkelen ze de vaardigheid verder. Leren uw leerlingen al hoe ze dit goed, effectief en efficiënt kunnen doen? Wat moeten zij kennen en kunnen om goed samen te werken? Hoe pakt u het aan?

Bij samenwerken gaat het om het gezamenlijk realiseren van een doel en anderen daarbij kunnen aanvullen en ondersteunen. In samenwerken zit zowel een sociale als een cognitieve component. Het gaat om:

  • verschillende rollen bij jezelf en anderen (h)erkennen
  • hulp en feedback vragen, geven en ontvangen
  • een positieve en open houding ten aanzien van andere ideeën
  • respect voor verschillen
  • onderhandelen en afspraken maken met anderen in een team
  • functioneren in heterogene groepen
  • effectief communiceren

 Sociale en Culturele vaardigheden    

Bij sociale en culturele vaardigheden gaat het om het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen van verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden.
Sociale afkomst en cultuur bepalen in hoge mate hoe we denken, wat we maken en doen, hoe we betekenis geven aan een steeds veranderende samenleving en hoe we met elkaar omgaan en communiceren.
Om nu en in de toekomst succesvol te kunnen samenleven is het daarom van belang om kennis te hebben van sociale en culturele opvattingen en daarmee rekening te houden in het handelen.

Meer specifiek gaat het om:

  • Eigen gevoelens en opvattingen kunnen benoemen en erop kunnen reflecteren
  • Bewust zijn van de eigen individuele en collectieve verantwoordelijkheid in een samenleving
  • Kennis hebben over cultuur en kunnen reflecteren op culturele verschillen
  • Het tonen van inlevingsvermogen en belangstelling voor anderen
  • Het (her)kennen van gedragscodes in verschillende sociale situaties
  • Constructief kunnen communiceren in verschillende sociale en culturele situaties
  • Respect en begrip hebben voor andere visies, uitingen, en gedragingen.

Zelfregulering    

Bij sociale en culturele vaardigheden gaat het om het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen van verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden.
Sociale afkomst en cultuur bepalen in hoge mate hoe we denken, wat we maken en doen, hoe we betekenis geven aan een steeds veranderende samenleving en hoe we met elkaar omgaan en communiceren.
Om nu en in de toekomst succesvol te kunnen samenleven is het daarom van belang om kennis te hebben van sociale en culturele opvattingen en daarmee rekening te houden in het handelen.

Meer specifiek gaat het om:

  • Eigen gevoelens en opvattingen kunnen benoemen en erop kunnen reflecteren
  • Bewust zijn van de eigen individuele en collectieve verantwoordelijkheid in een samenleving
  • Kennis hebben over cultuur en kunnen reflecteren op culturele verschillen
  • Het tonen van inlevingsvermogen en belangstelling voor anderen
  • Het (her)kennen van gedragscodes in verschillende sociale situaties
  • Constructief kunnen communiceren in verschillende sociale en culturele situaties
  • Respect en begrip hebben voor andere visies, uitingen, en gedragingen.